vrijdag 7 september 2012

Het verhaal van de hond

Er was eens een hond die steeds om botjes bedelde en er was een man die net genoeg geld had om een klein stukje vlees te kopen. Op een dag kwam die hond bij de man langs. De man was arm, echt arm, maar hij had medelijden met de hond, die vies was en er meelijwekkend uitzag. De man gaf hem zijn eigen portie vlees, het enige wat hij had. En dat deed hij elke keer weer. Maar in werkelijkheid was het geen echte hond, maar een djinn.

Toen kwam op een avond de hond in de gedaante van een mens bij de man op bezoek en zei: "Vandaag nodig ik jou uit."

"Maar wie ben jij dan dat je me zomaar uitnodigt?" vroeg de arme man.

"Je kent me wel, want ik kom elke avond bij je langs."

De arme man was heel verbaasd: "Elke avond? Ik heb je nog nooit gezien. Hoe kun je dat nu zeggen?"

"Toch is het waar," zei de djinn. "Jij deelt jouw maaltijd met mij."

En de arme man zei: "Ik? Ik? Hoe kan dat nou?" Hij wist niet hoe hij het had.

De djinn vroeg toen: "Ontvang jij dan niet elke avond een gast bij de maaltijd?"

"Nee hoor, alleen een heel magere hond waar ik medelijden mee heb en ik deel m'n eten met hem of ik geef hem mijn hele deel, maar ik zie niets en niemand anders. Ik ben arm, ik kan geen gasten uitnodigen!"

Toen zei de djinn: "Die hond, dat ben ik!"

De arme man was stomverbaasd. Hij kon z'n oren en ogen niet geloven. "Dat kun jij toch niet zijn!"

"Jawel," zei de djinn, "jij hebt mij gisteravond nog onthaald, nu nodig ik jou voor vanavond uit."

Hij nam de arme man mee en zoals djinns plotseling kunnen verschijnen, zo kunnen ze ook opeens verdwijnen. Even later bevonden ze zich diep onder de aarde. De arme man at daar samen met de andere djinns die daar als een familie bij elkaar woonden.

De djinn sprak: "Jij hebt medelijden met mij gehad, terwijl er zoveel mensen zijn die me in plaats van eten een schop geven! Ik zal je rijk maken. Je bent nu nog arm, maar straks ben je rijk!"

De arme man geloofde zijn oren niet; hij had alleen maar een klein hutje, en hij begreep niet wat hij nu voor bijzonders gedaan had en dan was er die meneer die zei dat hij een hond was... Het was toch onmogelijk! "Ik geloof je niet, ik geloof er niets van," riep hij. Maar de djinn antwoordde: "Jij gelooft me niet? Kijk dan maar eens!" en hij veranderde in de hond. De arme man dacht dat hij gek werd. Een hond die zich in een man veranderde en een man in een hond... Nee echt, dat was ongelooflijk!

Maar toen hij van de eerste schrik en verbazing bekomen was, zei hij: "Goed, ik geloof je, ik geloof dat jij die hond bent en dat ik elke avond mijn maal met je deel. Maar ik zie nog steeds niet wat ik voor buitengewoons gedaan zou hebben om een fortuin te verdienen." Want eigenlijk zag hij zichzelf liever zoals hij was: arm. Hij hield niet van rijkdom.

Maar de djinn zei: "Ik heb jou uitgekozen om deze geldschat te krijgen. Er is niemand die hem meer verdient dan jij."

donderdag 19 juli 2012

Ratu Kidul

Ergens aan de zuidkust van het eiland Java ligt, diep in het zand begraven, de getuigenis van het verraad dat een koninkrijk naar de ondergang sleurde en een onschuldige prinses in het ongeluk stortte. Maar het stof van eeuwen en het voortwoekerende groen kunnen de waarheid niet verbergen en ieder oor dat luisteren wil kan het horen in het ruisen van de branding en van de wind die door de bomen fluistert: "Hoort, hoort het verhaal van Ratu Kidul."

Lang geleden leefde in het rijk Jaya Kulon eens een meisje dat Banyu Bening, Helder Water, heette. Haar ouders hadden haar die naam gegeven omdat ze aan het begin van de natte moesson was geboren, terwijl de regen in stromen neerviel en aarde en planten van de hellingen meesleurde. De rivieren stroomden over en het water steeg tot aan het bamboe hutje waar het kindje bij haar moeder lag. Het troebele water, dat tussen de palen door stroomde, spoelde het lichaam van het meisje schoon en als bij toverslag werd het helder. En de ouders waren vervuld van vreugde, want het was alsof het water en hun kindje een bijzondere band hadden met elkaar. De moeder wiegde Banyu Bening en luisterde naar het onweer, dat tegen de bergwanden roffelde en naar de regen, die het dak geselde. Maar plots werd haar droom verstoord door een angstig voorgevoel... Welk lot was dit kind beschoren? Hoe zwaar zou de last van het leven op haar schouders drukken? Met al haar krachten bande de vrouw de zorgen uit haar hart en toen het noodweer voorbij was en de zon begon te schijnen, speelde er weer een glimlach om haar mond.

Banyu Bening groeide voorspoedig op en haar ouders hielden veel van haar. En zelfs de schuwe dieren uit het woud vertrouwden Banyu. Zo kwam het dat ze nooit alleen was, wanneer ze onder het groene bladerdak dwaalde, langs de rivier, waar ze luisterde naar het zingen van de vogels en het ruisen van het water en de boomtoppen.

Zo ging de tijd voorbij. De afmattende hitte maakte plaats voor verkoelende regens, er werd gezaaid en er werd geoogst, tot er veertien jaren verstreken waren. Banyu Bening was nu een beeldschoon meisje geworden met schitterende ogen en een zacht, goudglanzend gelaat, omlijst door diepzwarte lokken. Ja, ze was zelfs zo mooi dat eenieder die haar zag dacht dat hij droomde of gestorven was.

Nu regeerde in het rijk Jaya Kulon een vorst, die een zoon had, genaamd prins Sucito. En deze baarde de koning grote zorgen, want sinds de dood van zijn moeder, de koningin, lachte de jonge prins niet meer. Tijdens de grote feesten was hij altijd alleen en vermaakte hij zich niet met de andere gasten. Maar het ergste van alles was dat hij zich niet voor vrouwen leek te interesseren, zoals de andere jongemannen van zijn leeftijd. De koning vreesde dat zijn rijk verloren zou gaan als zijn zoon niet in het huwelijk zou treden. Hij wilde de jongen wat afleiding geven door hem mee te zenden op de jaarlijkse jachtpartij. Hij hoopte vurig dat de prins daardoor zijn levenslust zou hervinden. De wijze patih Sujafar, die de koning altijd met raad en daad bijstond, zou de jongen vergezellen.

Sujafar nu was jaren geleden in dienst van de koning van Jaya Kulon gekomen en binnen korte tijd diens vertrouweling geworden, maar niemand wist precies wie hij was. Hij bewaarde zijn geheim angstvallig, want hij wilde voor geen goud ter wereld zijn huidige positie verliezen. Hij had immers al eens een vernedering moeten ondergaan...

Sujafar had als jongen al bijzondere gaven en was daarom bij een wijze in de leer gegaan. Maar de man doorzag de kwade aard van zijn leerling en Sujafar was beledigd vertrokken. Hij raakte verbitterd en de haat in zijn hart groeide met de tijd. Tot zijn grote spijt merkte hij dat hij zijn gaven langzamerhand verloor en hij nam een baantje als wachter in het vrouwenverblijf van een koning. Op een nacht had hij daar een van de vrouwen betrapt in het gezelschap van een man en onverwijld had hij het tweetal aan de vorst uitgeleverd. De man en de vrouw werden verbannen en ze waren al ver weg, toen de koning van het naburige koninkrijk Mataram liet vragen waar zijn koerier toch bleef. Het bleek dat de man een broer van de vrouw was geweest, maar het was nu al te laat om de twee nog te kunnen achterhalen. Het ergste van alles was dat de echtgenoot van de vrouw niet alleen zijn geliefde had verloren, maar ook het kind dat zij in haar schoot droeg en hij was dan ook diep bedroefd. Sujafar had zich al uit de voeten gemaakt nog voordat ze hem hadden kunnen ondervragen. Nee, niemand zou ooit een woord over zijn verleden horen...

De koning keek zijn zoon na, terwijl de stoet van dienaren en edelen zich met veel lawaai verwijderde en hij verzuchtte: "Och, als er toch een wonder kon geschieden. Trouwde mijn zoon maar, dan zouden al mijn zorgen voorbij zijn..." Hoofdschuddend trok hij zich terug in de kraton, waar hij op zijn troon ging zitten piekeren, maar dat hielp niet veel. De jacht verliep voorspoedig en de buit was groot. De mannen waren vermoeid en voldaan toen de buit was verzameld en gebonden. Een van hen riep: "Daar, laten we ons opfrissen in die rivier!" Dat was niet tegen dovemansoren gezegd en al spoedig was het een gespetter en geschater van jewelste.

Maar prins Sucito deed niet mee. Hij had zich teruggetrokken op een rustige plaats aan de oever van de rivier. Terwijl hij zijn kris schoonspoelde staarde hij gedachteloos naar het wateroppervlak. Plots gleed het wapen uit zijn hand en met een glinstering verdween het naar de bodem. De prins schrok en wanhopig zochten zijn ogen de bodem af. Toen hoorde hij een plons vlakbij en voordat hij besefte wat er gebeurde, rees er voor hem een beeldschoon meisje op uit het water. Met een sierlijk gebaar overhandigde zij hem het teken van zijn waardigheid, terwijl ze zei: "Ziehier, Heer, het wapen dat u zojuist verloor." En voordat hij het wist had de prins zijn hart al verloren. Hij haastte zich om haar te bedanken: "Zeg me wie je bent, zodat ik je kan belonen."

Maar plots weerklonk er een geweldig tumult en de prins draaide zich om. Sujafar had een dwerghert ontdekt, dat zich te dicht bij de rivier had gewaagd en hij joeg het dier achterna. Het meisje slaakte een kreet en wilde haar kameraadje te hulp schieten, maar voordat ze een stap had gezet, was het dier geveld door een van Sujafars pijlen. Buiten zichzelf van verdriet viel het meisje de wrede jager aan en als een wild dier beet ze hem in de hand. Een van de jagers schoot Sujafar te hulp en sloeg het meisje met een klap bewusteloos. Sujafar richtte zijn speer op de borst van het meisje, gereed om haar te doden, maar prins Sucito sprong voor hem en sloeg hem neer. "Sujafar, patih van de koning, ik waarschuw je! Waag het niet om haar ook maar een haar te krenken, want zij heeft zojuist mijn eer gered en ik zal haar daarvoor belonen."

Sujafar schrok, want hij had de prins nog nooit zo woedend gezien. Hij krabbelde overeind en streek met een hand zijn kleding recht. Zijn andere hand bekeek hij met een pijnlijk gezicht, terwijl hij zei: "Hoe kunt u zoiets van mij vragen? Ik eis genoegdoening! Dit is geen onschuldig meisje, dit is een wild beest. Ik zeg u, zij wilde mij doden!"

"Sujafar!" riep de prins uit. "Wie geeft jou het recht om haar van zoiets te beschuldigen? Jij bent een moordenaar, niet zij. Of weet jij soms niet hoe het kwam, dat mijn moeder stierf aan een kleine snede in haar linkerbeen? Alleen jij Sujafar, jij met je toverkunsten, weet hoe het kwam dat haar knie zo vervormd werd! Naar huis nu, maar weet dat ik je in de gaten houd!"

Sujafar zweeg, maar hij was woedend. De prins had het gewaagd hem in het bijzijn van anderen te beledigen en te beschuldigen van moord. Hoe was het toch mogelijk, dat hij door zijn listen en toverkunsten iedereen in zijn macht kon krijgen, behalve de prins. Zwijgend raapte hij zijn speer op, wetend dat hij zich zou wreken en hij maakte zich op voor de terugkeer naar het paleis.

Terwijl de jagers de terugtocht voorbereidden, hield prins Sucito zich afzijdig. Hij wilde het meisje immers nog naar haar naam vragen, maar toen hij zich omdraaide was zij er niet meer. De stoet had zich al in beweging gezet en de prins sprong op zijn paard. In volle galop reed hij naar het paleis, zodat hij ver voor de jachtstoet de kraton bereikte. Hij sprong van zijn paard en haastte zich naar de audiëntiezaal, waar de koning juist voor zijn onderdanen zat. Er heerste een plechtige stilte, die wreed verstoord werd toen Sucito binnenstormde.

"Vader!" riep hij. "Vader, ik wil trouwen!" Nu werd het nog stiller. De koning wist niet goed wat hij moest zeggen. Hij had niet verwacht dat de goden zijn wens zo snel en zo onverwacht zouden vervullen. "Mijn zoon toch, beheers je!" zei hij zo streng als hij kon. "Vergeef mij, vader," zei prins Sucito met zachte stem. "Vergeef mij mijn onbezonnenheid, maar ik smeek u om mijn verhaal aan te horen. Er is iets gebeurd, vader, wat mijn leven voorgoed heeft veranderd."

"Wel mijn zoon," sprak de koning, die nu wel zeer benieuwd was naar wat zijn zoon te vertellen had. "Ga je gang, ik luister."

En de prins vertelde het hele verhaal, hoe een meisje zijn kris had gered, hoe Sujafar haar had willen doden, nadat ze een weerloos dwerghert verdedigde en vooral, ja vooral, hoe mooi ze was. "Vergeef mij, vader. Ik kan het niet helpen, ik zie haar steeds weer voor me. Wat is er aan de hand, vader? Ik weet niet wat ik moet doen. O, ik wil trouwen, vader. Ik wil niets liever dan trouwen!"

"Genoeg nu, mijn zoon," sprak de vorst, die zijn best moest doen om nors te blijven klinken. "Ga nu. Ik zal erover nadenken." Maar zijn hart danste en jubelde van vreugde. Eindelijk wilde zijn zoon in het huwelijk treden. Sucito groette zijn vader eerbiedig en deed zonder morren wat er van hem werd verlangd, want hij wilde zijn vader niet kwaad maken. De prins was nog maar net vertrokken of Sujafar betrad de audiëntiezaal, trillend van woede. De vorst luisterde geduldig naar hetgeen zijn patih te vertellen had, maar het was een heel ander verhaal dan dat van zijn zoon. De prins had Sujafar beledigd, zelfs beschuldigd van moord, ten overstaan van alle aanwezigen en dat alles omwille van een wild dier. Een wild dier dat hem even tevoren levensgevaarlijk had verwond! En hij liet zijn gewonde hand zien, terwijl hij jammerde: "Die kan ik nu nóóit meer gebruiken!"

De vorst zweeg. Prins Sucito was wel zeer ver gegaan in zijn beschuldigingen. Maar de koning was een wijs man en liet zich niet verleiden tot een overhaaste beslissing. "Ga nu heen, Sujafar, ik heb je verhaal gehoord. Vooraleer ik mijn oordeel vel, wil ik het meisje zelf zien, want ik wil afwegen wat het zwaarst weegt: jouw gewonde hand of de toekomstige vorst van dit land!"

Sujafar trok wit weg van woede, maar gaf niettemin gehoor aan het bevel van de vorst. Hij liep terug naar zijn verblijf, terwijl de edelsteen in de kris, die hij in zijn gordel had gestoken, een gifgroen licht uitstraalde.

Een boze raadsman is een gevaarlijke raadsman, wist de vorst en daarom bedacht hij een plan. Zijn zoon wilde trouwen. Nu, aan die wens wilde hij graag gehoor geven, maar er waren twee problemen. Ten eerste Sujafar, die het meisje liever dood dan levend zag en ten tweede het feit dat zij van lage komaf was. Dat laatste stond een huwelijk in de weg, want de wet in Jaya Kulon bepaalde dat een man die beneden zijn stand huwt, voorgoed tot die stand zal behoren. Dat mocht met zijn zoon niet gebeuren en daarom besloot de vorst dat zijn zoon eerst maar eens met een prinses moest trouwen. Een groot probleem was dat niet, want de vorst van Mataram had twee huwbare dochters, genaamd prinses Nurid en prinses Andiah, maar hij had geen troonopvolger. De enige voorwaarde die aan een huwelijk werd verbonden, was dat de eerste zoon uit dit huwelijk in Mataram zijn opvoeding zou krijgen.

De zaak was dus snel beklonken en de prins kon zijn keuze maken uit de twee prinsessen. Prinses Nurid, de oudste van de twee, was hem het liefst en het huwelijk werd voltrokken. Daarop vertrokken zij naar Jaya Kulon, gevolgd door Nung, de helderziende voedster van de prinses. Het jonge paar werd met afgunst gadegeslagen door de jongste zuster, prinses Andiah, wier vurige wens het was geweest om koningin te worden. Ze nam zich voor zelf ooit die plaats in te nemen, die haar zuster nu had ingenomen.

Nu de prins een adellijke echtgenote had, stond niets meer een huwelijk met het mooie meisje uit het bos in de weg. Hij zocht haar op en vroeg haar ouders om haar hand. Zij stemden toe in een huwelijk, maar niet zonder hem eerst te waarschuwen. Sinds de dag van de jachtpartij leed hun dochter Banyu Bening aan een geheimzinnige ziekte, die haar om twaalf uur 's middags en twaalf uur 's nachts bulten en zweren bezorgde, die haar hele lichaam overdekten. Er was dan maar één middel dat haar kon genezen en dat was water. Maar de prins was te verliefd om daaraan aandacht te besteden en hij vertrok spoorslags naar de kraton om alles op de komst van Banyu te laten voorbereiden.

Enkele dagen later kwam hij haar ophalen, maar tot zijn schrik vond hij twee vrouwen in tranen. De vader van Banyu was vermoord. Door wie, dat wisten ze niet, maar naast het lichaam hadden ze een groene steen gevonden. Prins Sucito voelde een siddering door zijn lichaam gaan, toen hij de steen zag. Hij schitterde zo felgroen, alsof alle haat ter wereld zich erin had samengebald. En toch had hij het gevoel dat hij de steen eerder had gezien. Haastig liet hij Banyu plaatsnemen in de draagstoel en de stoet begaf zich op weg naar de kraton. In de paleistuin had zich een grote menigte verzameld, die de komst van de tweede bruid van prins Sucito reikhalzend afwachtte. De mensen slaakten een zucht van verbazing toen ze het meisje uit de draagstoel zagen stappen. Alle goden, hoe kon een menselijk schepsel zo mooi zijn. En dit was maar een meisje van lage komaf? Naast de prins liep Banyu de trap op om haar opwachting te maken bij de vorst. De edelen, die voor de vorst zaten, sloegen het meisje met enige afkeuring gade. Het had geen pas voor een meisje uit het gewone volk om naast een prins te lopen. Geschokt keken zij naar de vorst om te zien of deze in toorn zou ontsteken, maar de vorst glimlachte alleen maar. Hij was diep onder de indruk van de schoonheid van dit meisje. O, zijn zoon had geen woord te veel gezegd. Waakte hij of droomde hij? Deze gratie, deze edele gelaatstrekken... Hoe was het mogelijk dat dit maar een gewoon meisje was? Banyu liep naar voren en knielde eerbiedig voor de vorst. "Sta op, mijn dochter," sprak deze met een trilling in zijn stem. "Jij zult de tweede vrouw van mijn zoon zijn, zoals hij dat wenste." Daarop wendde hij zich tot de aanwezigen en zei: "Ziehier de tweede vrouw van mijn zoon Sucito en wees haar altijd trouw!" Opgelucht haalden de edelen adem en zij bogen diep voor hun wijze vorst, terwijl het volk in een luid gejuich losbarstte.

Maar er was een man, die niet wilde delen in de vreugde over het huwelijk: heimelijk verliet Sujafar de zaal. Hij haastte zich naar zijn vertrekken, maar in de tuin werd hij tegengehouden door een vrouw. Het was de moeder van Banyu Bening, die op zoek was naar de bezitter van de groene steen. Ze liet Sujafar de steen zien en vroeg of hij de bezitter ervan kende. Sujafar keek haar minachtend aan en griste de steen uit haar hand, terwijl hij zei: "Ik weet niet waar je deze steen gestolen hebt, vrouw, maar ik zal wel zorgen dat de bezitter terugkrijgt wat hem toebehoort."

Prinses Nurid, die alles had gezien, schoot de vrouw te hulp. "Je hebt het recht niet deze vrouw te beschuldigen, Sujafar," sprak zij. Sujafar siste en maakte zich uit de voeten, terwijl de beide vrouwen hem nakeken.

De tijd verstreek en er heerste welvaart en overvloed in Jaya Kulon. De oogsten waren nooit tevoren zo rijk geweest als nu en iedereen was gelukkig. Ja, het was alsof de twee vrouwen van de prins het hele rijk verlichtten met hun schoonheid en hun goede hart. Spoedig werd het geluk bekroond, toen prinses Nurid een zoontje kreeg. Maar na een jaar werden moeder en kind gescheiden, want het was afgesproken dat de jongen in Mataram zou worden opgevoed. Prinses Nurid vond troost bij Banyu Bening, die als een zuster voor haar was. Haar eigen zuster prinses Andiah echter werd verteerd door jaloezie, omdat prinses Nurid nu niet alleen met een prins getrouwd was, maar ook nog eens een troonopvolger ter wereld had gebracht.

Ondertussen werd Banyu Bening steeds stiller en ze trok zich rond het middaguur steeds vaker en langer terug. De ziekte waaraan zij leed sinds de dag van de jacht werd met de dag heviger. Prinses Nurid maakte zich zorgen om haar en ging te rade bij haar helderziende voedster Nung, die haar vertelde dat het mogelijk was dat de ziekte werd veroorzaakt door tovenarij.

Omdat zij ten zeerste gesteld was op Banyu Bening, besloot prinses Nurid om op onderzoek uit te gaan. Tezamen met Nung bespiedde zij Sujafar overdag bij zijn wandelingen in de paleistuinen. Tot hun grote schrik ontdekten zij dat hij daar met een onzichtbaar wezen sprak. Het was een djinn, geboren uit Sujafars boze hart en een schepsel van zijn haat. En 's nachts in zijn vertrek prevelde hij geheimzinnige spreuken en Banyu's naam, terwijl hij poeder over een groene steen strooide. Prinses Nurid keek sprakeloos toe; het was dus Sujafar, die Banyu Bening betoverde. Maar toen zag zij dat Sujafar niet alleen was en de schok van herkenning was zo hevig, dat ze onwillekeurig een kreet slaakte. Sujafar snelde naar de deur, maar de vrouwen waren er al vandoor. Hij bukte zich, want er lag iets op de grond. Het was een sjaal, die hij feilloos herkende. Hij draaide zich om en sprak: "Het was je zuster, prinses Andiah."

De volgende dag was het paleis in rep en roer, omdat de koning was omgekomen tijdens oefeningen in het veld. Hij was getroffen door zijn eigen pijl, die zich in de lucht had gekeerd, alsof er een onzichtbaar wezen in het spel was. Maar niet alleen de koning was nu dood, ook prinses Nurid was op geheimzinnige wijze gestorven. Nung had haar gevonden. Het drinkwater van de prinses was vergiftigd en Nung begreep wie dit op zijn geweten had. De prins, die juist op reis was toen dit alles gebeurde, keerde spoorslags terug naar de kraton, toen hij vernam dat zijn vader en zijn eerste vrouw op dezelfde dag waren gestorven. Prins Sucito moest nu zijn vader opvolgen, maar wie zou de koningin aan zijn zijde worden? Banyu Bening was immers van lage komaf? Maar o wonder, het volk uitte eensgezind de wens dat zij tot vorstin verheven zou worden en aldus geschiedde. Zij moest een nieuwe naam krijgen, die zou passen bij haar status. Omdat zij uit het zuiden was gekomen, noemde men haar nu Ratu Kidul, de vorstin uit het zuiden. Er werd een groots feest aangericht voor de inwijding van het nieuwe koningspaar. De gasten waren van heinde en verre naar Jaya Kulon gekomen met de kostbaarste geschenken en de wijn vloeide rijkelijk, maar de wijn die de vorst dronk was Sujafars wijn.

Magiërs en astrologen uit alle windstreken hulden zich in wierook en raadpleegden de geesten, goden en de sterren. Tot hun schrik voorzagen zij een groot onheil: de nieuwe vorstin was in groot gevaar. Een boze betovering zou haar lot bestemmen en zij zou wederom een nieuwe naam krijgen: Nyai Lara Kidul. Nyai was: de verhevene. Maar Lara, wat moest dat betekenen? Lara was immers: ziek of geest? Niemand wist het. Daarop sprak een der wijzen: "Er zullen er twee zijn, die u willen helpen, maar falen zullen zij. De derde, die zal slagen, uit een vreemd land komt hij. Wij weten dat de Hogere Macht het zo wil. Uiteindelijk zult u worden: de Ratu Adil!"

Ratu Kidul was verbijsterd. Zij, de Ratu Adil, de vorstin die kwaad en onrecht zou uitbannen? Ze kon geen woord uitbrengen, maar Nung was helder van geest en legde deze woorden vast. Het feest ging voort, maar het gemoed van de nieuwe vorstin was bezwaard. De tijd verstreek en het volk kreeg nieuwe zorgen, want na de lange tijd van voorspoed leek nu het tij gekeerd te zijn. De vissen dreven in groten getale dood in de vijvers en felle branden vernietigden de oogst. De honger begon te knagen en de regens bleven uit. Het land scheurde open en de planten verdorden. Nu wist men: dit moest het werk van het kwaad zijn.

Ook Ratu Kidul kreeg het moeilijk. De waterschacht waarin zij zich gewoonlijk waste viel droog en zij moest nu telkens als de ziekte weer toesloeg met afschuwelijke vervormingen, haar toevlucht zoeken tot de rivier. Maar hoe voorzichtig ze ook was, het lukte haar niet om daar ongezien te blijven, omdat de vrouwen er hun was deden en de kinderen er zwommen. "Daar!" riep iemand. "Daar is de boze geest, die onze oogsten vernietigt en ons water vergiftigt!" Een regen van stenen daalde op Ratu Kidul neer en verblind door angst en tranen vluchtte zij terug naar het paleis. Maar in het land deed al gauw het gerucht de ronde, dat de boze geest die het hele land kwelde uit het paleis afkomstig was. En die geest droeg dezelfde kleding als Ratu Kidul.

Ondertussen bereikte een droevige tijding de kraton: de vorst van Mataram was overleden en omdat de zoon van prinses Nurid nog te jong was, zou Sucito de troon moeten bestijgen. De Raad van Mataram had echter een bezwaar: Ratu Kidul was van lage komaf en in Mataram gold de wet 'Hoog blijft Hoog en Laag blijft Laag'. Koning Sucito zou een vrouw van zijn stand moeten kiezen, in het belang van zijn zoon. De koning wilde zijn vrouw en zoon niet in verlegenheid brengen en vroeg daarom Sujafar om raad. Sujafar glimlachte. De oplossing was immers zo eenvoudig. Was de koning dan vergeten dat prinses Andiah er ook nog was? Zij was toch ook mooi en bovenal: van koninklijke bloede.

Sucito kon niet meer helder denken. Dat gebeurde hem wel vaker de laatste tijd. En steeds vaker liet hij belangrijke beslissingen liggen, omdat hij zo onzeker was. Het klonk toch verstandig, wat Sujafar zei? Hij vroeg Nung om raad en zij stelde voor om toch eerst Ratu Kidul voor de Raad van Mataram te laten verschijnen. Hiermee kon Sucito instemmen, want hij hield zielsveel van zijn vrouw.

Prinses Andiah sprong op van vreugde, toen zij vernam dat ze de vrouw van de koning zou worden. Ze liet zich dadelijk door haar bedienden mooi maken en in de prachtigste kledij steken.

Ondertussen moest Ratu Kidul in Mataram voor de Raad verschijnen, maar deze onderneming bleek niet geheel van gevaar ontbloot te zijn. In het holst van de nacht was een onbekende haar verblijf binnengedrongen met de bedoeling zich aan haar te vergrijpen. Goddank had een edelman haar eer kunnen redden door de indringer te overmeesteren. Het was de leraar van de jonge prins. Hij had ooit op tragische wijze zijn vrouw en kind verloren, toen zijn vrouw verbannen werd. Hij meende haar te herkennen, maar hij bedacht dat hij een dwaas moest zijn als hij na al die jaren nog hoopte op de terugkeer van zijn vrouw en het kind dat hij nog nooit gezien had.

Toen Ratu Kidul voor de Raad verscheen, waren allen het erover eens dat zij als vorstin erkend zou moeten worden. Er was toch een edelman in hun midden, die eens zijn vrouw en ongeboren kind had verloren? Er zou een verklaring afgelegd kunnen worden dat Ratu Kidul zijn dochter was. Daarop keerde Ratu Kidul terug naar Jaya Kulon. Sucito had zijn bedenkingen. Hoe zou hij ooit met een leugen kunnen leven? Nung zei hem de moeder te vragen wie toch de vader van Ratu Kidul was, maar zodra Sucito haar de vraag stelde, begon de vrouw zo hevig te wenen, dat zij geen woord meer kon uitbrengen. En daarom vond het huwelijk met prinses Andiah toch plaats, in Mataram, al had Sucito laten bepalen dat zij altijd op de tweede plaats, na Ratu Kidul zou komen.

Prinses Andiah was diep beledigd, maar het was al te laat. Trillend van woede liep zij naar haar vertrek, waar zij tot haar verrassing de groene steen van Sujafar vond. Nu zou ze zelf kunnen toezien op de vernietiging van Ratu Kidul. Maar ze wist niet dat Sujafar de steen had betoverd: als de steen brak, zou zijn djinn prinses Andiah vermoorden. Ondertussen bracht Ratu Kidul haar eenzame uren door in Jaya Kulon. Ze was alleen, want haar bediende was er niet en toen tegen middernacht de pijnlijke vervormingen haar weer kwelden, moest zij alleen naar de waterschacht. Angstig begaf zij zich in het duister, terwijl haar adem stokte bij elk onheilspellend geluid. Ze was er bijna, toen zij onverwachts werd vastgegrepen en meegesleurd. Twee krachtige armen wierpen haar in een koude grot, terwijl een stem siste: "Wanneer je morgen voor het volk verschijnt, zal je geheim onthuld zijn en men zal je Lara noemen, zelfs na je dood. Alleen aan je haarwrong zullen de mensen je kunnen herkennen, tenminste, als je aan ze kunt verschijnen. Want mijn djinn zal je voor eeuwig vervolgen."

Daarop spoog Sujafar in zijn handen en sloeg hij Ratu in het gezicht. En de grot sloot zich met een dreun. Ratu Kidul weende zachtjes, maar plotseling hoorde zij de stem van haar moeder. Zij was met haar opgesloten en probeerde haar te troosten in deze afschuwelijke nacht.

Als een lopend vuurtje had het nieuws over de verdwijning van Ratu Kidul de ronde gedaan en het volk, geroepen door de tong-tong, dromde samen voor het paleis. Sujafar gaf de soldaten het bevel Ratu Kidul en haar moeder aan het volk te tonen. Ze sleurden de vrouwen naar buiten.

"Ziehier uw vorstin: Lara Kidul!" riep Sujafar. Het volk verkilde van ontzetting. Dit was de demon, die het land zoveel onheil bracht. Een vrouw trad naar voren, met tranen in haar ogen, terwijl ze sprak: "Dit is uw werk, nietwaar?" Daarop richtte zij zich tot de menigte en vervolgde met de woorden: "Volk van Jaya Kulon, hoor mij aan. Als u Ratu vervangt door Lara, zeg dan Nyai Lara Kidul, want u hebt haar zelf tot vorstin verheven."

Sujafar gaf zijn soldaten het bevel om de vrouw het zwijgen op te leggen, maar daartoe kreeg hij de kans niet. De koning was onverwachts teruggekeerd uit Mataram en trad naar voren. "Laat deze vrouw uitspreken," zei hij en de vrouw vertelde hoe Sujafar de vorstin bewerkte. "Breng mij water en zie toe hoe zij geneest!" zei de vrouw.

De koning wenkte en een dienaar haastte zich om het bevel uit te voeren. Zodra de vrouw het water had, bette zij het gelaat van Ratu Kidul en de bulten en zweren verdwenen als bij toverslag. Stralend als nooit tevoren stond zij voor de menigte. Nu was de vorst buiten zichzelf van woede en voordat iemand kon ingrijpen dreef hij zijn kris in het lichaam van de valse patih, die levenloos neerzeeg. "Dit is je vonnis," sprak hij en hij bukte zich om Sujafars kris uit de gordel te nemen. "Nung, waak over dit wapen, opdat geen kwaad meer zal geschieden," zei hij, terwijl hij haar de kris aanreikte. Nung zag dat er uit de zetting een steen ontbrak.

In Mataram vernam prinses Andiah wat er was gebeurd. Ze voelde zich verslagen nu Sujafar dood was, want al had zij veel van hem geleerd, zonder zijn hulp zou het nog lang kunnen duren voordat Ratu Kidul haar niet meer zou hinderen. Het enige wat haar restte was zich zo te kleden als haar rivale, maar hoezeer ze zich ook inspande, ze slaagde er niet in Ratu Kidul te evenaren. En die haarwrong kreeg ze al helemaal niet gedaan. Het ergerde haar als zij zag dat Ratu Kidul nog steeds de lieveling was van het volk en dat maakte haar er niet mooier op.

Ondertussen was de leraar van de kroonprins, die Ratu Kidul destijds had gered, blijven piekeren. De jonge prins merkte dat en vroeg zijn leraar wat er scheelde. Toen deze hem zijn verhaal had toevertrouwd, adviseerde de prins hem om zelf op onderzoek te gaan. De leraar begaf zich naar Jaya Kulon en zocht de moeder van Ratu Kidul op. Hoe groot was zijn vreugde, toen hij zijn verloren gewaande vrouw herkende, maar hoe groot was ook zijn verdriet toen hij hoorde dat zijn dochter, Ratu Kidul, aan een geheimzinnige kwaal leed. Spoorslags keerde hij terug naar Mataram, waar hij de prins van zijn bevindingen vertelde. Er was tovenarij in het spel. Dat verklaarde ook waarom koning Sucito zich zo vreemd en besluiteloos gedroeg.

De prins maakte zich grote zorgen, want het werd met de dag erger. En op een nacht, toen hij de slaap niet kon vatten, besloot hij om in de tuin te gaan wandelen. Toen hij bij het verblijf van prinses Andiah was gekomen en haar hoorde praten, wilde hij even kijken of alles in orde was. Ze merkte niet dat hij keek, omdat ze te zeer verdiept was in haar bezigheden. Op de tafel voor haar lag een groene steen en terwijl ze een poeder over het voorwerp strooide prevelde zij de woorden: "Vermink en verlam de geest van Ratu Kidul..."

De prins vroeg zich af of prinses Andiah ook de hand had gehad in de dood van Sucito's vader en prinses Nurid. Hij vreesde dat prinses Andiah nog meer van plan was. Wellicht wilde zij het hele koninkrijk in handen krijgen. Zo kwam het dat de prins en zijn leraar besloten om de zaak nader te onderzoeken en prinses Andiah in de val te lokken.

De dag brak aan, waarop de ceremonie voor het feest van de rijstgodin Dewi Sri zou plaatsvinden. Ratu Kidul moest haar opwachting maken bij de plechtigheid in Mataram en Nung ging met haar mee, vermomd als man, want koning Sucito had haar verboden om Ratu Kidul te begeleiden. Ratu Kidul werd waardig ontvangen aan het hof van Mataram. Op de eerste dag van het feest vond de eredienst voor Dewi Sri plaats in de tempel. De kroonprins bestudeerde alle aanwezigen, maar wacht, er ontbrak iemand: prinses Andiah was niet gekomen. Wat was zij van plan?

Hij kreeg al snel antwoord op zijn vraag. Nauwelijks was het gebed begonnen of Ratu Kidul voelde de koorts opkomen. En ze kon onmogelijk ongezien wegglippen. Terwijl ze zich tot het uiterste inspande om haar tranen van machteloosheid te bedwingen, trok ze haar sluier nog iets lager. Ze keek voorzichtig op en zag tot haar grote opluchting dat niemand iets had gemerkt. Daarop viel haar oog op de prins, die haar blik met een glimlach beantwoordde, terwijl hij opstond en geruisloos verdween. Ze schrok toen ze de kris in zijn gordel zag. Waarom droeg hij een wapen in de tempel?

Plotseling verstoorde een luide schreeuw haar overpeinzingen en ze keek verschrikt op. "Daar zit zij, de valse vrouw, die mij tot waanzin wil drijven!" Koning Sucito was opgestaan en wees naar Ratu Kidul. "Doe weg die sluier en laat iedereen zien wie je bent, jij boze geest! Vervloekt ben je! Een dag krijg je om dit land te verlaten voordat ik je ter dood zal laten brengen. Verdwijn! Uit mijn ogen, nu!"

Ratu Kidul stond langzaam op en trok de sjaal weg. Sprakeloos keken de aanwezigen naar het misvormde gelaat van de vorstin, die kalm en schijnbaar onbewogen sprak: "U weet dat ik deze kwaal te danken heb aan tovenarij. Eens was u er zelf getuige van en de schuldige, uw patih, hebt u zelf gekrist. Breng mij een kruik met water en zie dat ik zal genezen!" In een oogwenk was er een bediende, die voor de vorstin knielde en haar de gevraagde kruik aanreikte. Ratu bette haar gelaat met het vocht, maar plots kromp ze ineen van de pijn. Het was geen water, het was een bijtend zuur!

"Zie!" riep de koning. "Het bewijs is geleverd. Zij is de demon die dit land in het verderf wil storten. Verdwijn, en waag het niet ooit nog terug te keren!"

Ratu Kidul trilde over heel haar lichaam. Het zuur sneed in haar huid en Sucito's woorden sneden door haar ziel. Een uitzinnige menigte joeg haar op: "Verdwijn, demon! Verdwijn!" Zij rende voor haar leven, ze struikelde en krabbelde weer overeind, totdat ze uitgeput neerzeeg.

"Het is ongelooflijk, Nung, hoe snel het water haar geneest," sprak een stem dichtbij. Ze voelde hoe met zachte hand haar gelaat werd gebet en hoe de brandende pijn langzaam wegtrok. "Ik zal nu mijn leraar waarschuwen, we moeten Andiah stoppen en mijn vader moet wijken voordat dit uit de hand loopt. Vlucht voor jullie leven, want het volk is uitzinnig van woede. Neem dit goud, voor onderweg." Ratu Kidul richtte zich moeizaam op.

Voor haar zat de kroonprins. "Aanvaard mijn eerbied, vorstin. Misschien zal ik u nooit meer zien." En met een eerbiedige sembah nam de kroonprins afscheid van haar. Nu begon de vlucht van Ratu Kidul, tezamen met Nung en haar moeder. Dag na dag liepen zij voort in zuidelijke richting, zonder ook maar een moment te rusten.

Twee, drie dagen waren verstreken, toen de moeder van Ratu Kidul van uitputting overleed. Nung begroef de vrouw vol eerbied en verder ging de tocht, totdat ze op de vierde dag het strand bereikten en Ratu Kidul dodelijk vermoeid neerzeeg en in slaap viel. Ze had een visioen, waarin een in het wit geklede man aan haar verscheen. Hij was gezonden door de gebieder van de oceaan. In het rijk onder de golven zou zij bescherming vinden tegen de boze geest die haar achtervolgde, tot de dag aanbrak, waarop zij als de Ratu Adil wederom het land zou betreden.

De volgende morgen vertelde zij aan Nung wat zij had gezien. Nung raadde haar aan nog niet meteen te besluiten, maar te wachten tot de zee de boodschap zou herhalen.

Ondertussen was na hevige gevechten aan het hof de rust weergekeerd en koning Sucito zat verdwaasd op zijn troon. Langzaam drong tot hem door wat er was gebeurd en hij betreurde het tot in het diepst van zijn hart. Wat had hem bezield?

Zo verstreken vele dagen in een roes van verdriet en verbijstering en vijf dagen waren voorbij toen koning Sucito in de morgen van de zesde dag leek te ontwaken uit zijn droomloze slaap. Juist op dat moment trad de kroonprins binnen en verzocht zijn vader om naar hem te luisteren. Hij wenkte zijn leraar en zei: "U zult mijn getuige zijn." Daarop stak hij zijn hand naar voren en liet een haarlok zien. "Met deze haarlok van u kon de boosaardige vrouw uw geest verduisteren en u haar wil opleggen. En dit is het voorwerp, waarmee zij Ratu Kidul betoverde." Met verbazing bekeek de vorst het voorwerp dat zijn zoon hem toonde. Dit was de steen, die hij al eens had gezien! "Toon mij de vrouw, die dit op haar geweten heeft. Zij zal haar gerechte straf niet ontlopen!" riep de koning nu vastberaden.

Onder hevig verzet werd prinses Andiah voorgeleid en Sucito was buiten zichzelf van woede toen hij haar zag. "Hiervoor zal ik je eigenhandig krissen, Andiah!" zei hij. Maar Andiah hief haar hoofd trots op en zei: "Dat zul je niet, want ik ben een vorstin en alleen de Raad van Mataram mag hierover beslissen."

"Zwijg!" brulde Sucito en hij greep naar zijn kris, maar nog voordat hij het vonnis kon voltrekken had de leraar, die buiten zichzelf was van verdriet, de steen uit de hand van de prins gegrist. Nooit meer mag iemand mijn dochter kwaad doen, dacht hij en met al zijn krachten wierp hij de steen op de grond, waarop het voorwerp in duizenden stukken uiteen spatte. En uit het niets verschenen nu plots twee handen, die zich om de hals van prinses Andiah sloten en het leven uit haar persten. De mannen keken verbijsterd toe, terwijl het levenloze lichaam met een dof geluid op de vloer viel. Nu begon de aarde te beven, heviger en heviger zodat de muren scheurden.

Ondertussen zat aan de zuidkust Ratu Kidul op een rotspunt roerloos te wachten op een roep uit de zee. "Ratu Kidul... Ratu Kidul," fluisterde een stem op de wind. Ze hief het hoofd op en luisterde. "Ratu Kidul, op het land kunt u niet meer leven. Kom, Ratu Kidul, alleen ik kan u beschermen!"

Het was zoals Nung had gezegd, de boodschap herhaalde zich. Ze boog haar hoofd en fluisterde: "Ik ben gereed, o Geest der Zee. Ik wil leven in uw rijk, kom en neem mij mee." De aarde beefde, het land scheurde en de oceaan kolkte als nooit tevoren. Een golf zo hoog als een bergwand snelde naderbij. Met donderend geraas verdwenen bomen, rotsen en land onder de watermassa. Het water beukte tegen de kust tot aan het kleine strand en Nung keek verbijsterd toe. Een golf rees op, als een reusachtige schelp en snelde toe op de rots, waar Ratu Kidul zat. Te midden van het geraas van de golven en de lawines leek Nung een stem te horen: "Vaarwel lieve Nung!" En toen zag zij hoe de golf Ratu Kidul voorzichtig opnam en meedroeg naar de zee. Als een laatste groet hief de vorstin haar hand op en daarop verdween zij uit het zicht.

Snikkend liet Nung zich op de grond zakken en zelfs toen de beving was opgehouden, merkte zij het niet. Hoe lang ze zo had gelegen wist ze niet, maar plots kriebelde er iets aan haar voet. Toen zij opkeek zag zij dat het een krab was, die zich licht over het zand bewoog. Het dier schreef een boodschap voor haar: "Ga heen en teken op wat is geschied. Begraaf het dan diep in de grond, opdat het eens gevonden zal worden en de waarheid bekend moge worden. Men zal weten dat het geen zelfmoord was." Nung vervulde deze opdracht, die de laatste van haar leven zou zijn.

De rust is nu weergekeerd en het rijk Jaya Kulon is voor immer verdwenen onder de golven van de oceaan. Diep in de duistere wateren wacht Ratu Kidul op de dag dat zij Java weer zal mogen betreden als de Ratu Adil. Maar nog altijd waart de boze schepping van Sujafar rond om dood en verderf te zaaien, opdat niemand in de onschuld van de vorstin zal geloven. De Geest der Zee, die haar bewaart, straft eenieder die niet oprecht is en zich durft te kleden in haar kleuren, blauw en groen. Maar wie luistert naar de wind, die zucht en weeklaagt, en de golven, die zich op de zwarte rotsen storten, treurend om het leed dat een onschuldige prinses moest verdragen, die zal veilig zijn.


*   *   *

Ratu KidulSamenvatting
De West-Javaanse legende over de koningin van de Zuidzee.

Toelichting
Ratu Kidul of Nyai Lara Kidul is de koningin van de Zuidzee. Ze heeft haar verblijf onder de golven van de oceaan en komt in vele legenden voor. Deze versie is een bewerking van het verhaal, zoals het in dichtvorm naar de Westjavaanse overlevering is verteld door René Adeboi.

De dichtvorm waarin de Westjavaanse verhalen worden overgeleverd is de pantun, die gereciteerd wordt onder begeleiding van muziekinstrumenten.

Het geloof in Nyai Lara Kidul leeft voornamelijk in het zuiden van Java, waar bepaalde plaatsen en rituelen aan haar gewijd zijn. Een voorbeeld hiervan is Labuhan, het feest ter gelegenheid van de verjaardag van de vorst van Yogyakarta.

In het zuiden van Java doen talloze verhalen de ronde over verdrinkingen en ongelukken die het werk van Nyai Lara Kidul zouden zijn. De stroming in de Zuidzee is dan zo verraderlijk, dat zelfs ervaren zwemmers op hun hoede moeten zijn. Daarnaast wordt het dragen van de kleuren groen of blauw hier ten zeerste afgeraden, omdat het de kleuren van Nyai Lara Kidul zijn. De drager beledigt hiermee de vorstin, die hem onheil zal zenden.

Nyai Lara Kidul kan zowel positief als negatief optreden, omdat zij - als alle chtonische wezens - twee kanten heeft. Enerzijds is zij de heerseres over geesten en demonen die in de duistere wateren wonen en het eiland Java bevolken, anderzijds is zij in staat mensen voorspoed en rijkdom te schenken. Zij wordt ook wel in verband gebracht met de slang, die haar verblijfplaats eveneens in de duistere wateren heeft, en daarom in relatie wordt gebracht met geesten en demonen. De slang is echter tevens symbool voor het leven en brengster van rijkdom.

De relatie tussen Ratu Kidul en het water wordt in dit verhaal duidelijk gelegd. In andere verhalen brengt Nyai Lara Kidul regen of noodweer, waarmee zij kan belonen of straffen. Het tweezijdige karakter van Ratu Kidul uit zich in dit verhaal in de ziekte, die haar zo afschuwelijk misvormt. Men gelooft dat Nyai Lara Kidul verschijnt als een beeldschone jonge vrouw, wanneer de maan vol is, terwijl zij als de maan donker is, verschijnt als een oude vrouw. Zij treedt ook op als de mystieke bruid van vorsten van Java, die hieraan hun aardse macht ontlenen (zie ook het verhaal Hoe Senapati koning van Java werd).

Het verhaal verklaart wie Ratu Kidul of Nyai Lara Kidul is en spreekt andere overleveringen, waarin wordt beweerd dat zij een hooghartige prinses was die uiteindelijk zelfmoord pleegde, tegen.

Naar: Inten Bayan (René Adeboi), 'De legende van Njai Loro Kidoel'.

vrijdag 6 april 2012

De Bullebak van Lage Vuursche

Een bekende mythe uit Utrecht betreft de Bullebak van Lage Vuursche. Deze mythe is gek genoeg nog niet zo uit en wordt met enige regelmaat nieuw leven ingeblazen. Er wordt zelfs onderzocht of er geen kern van waarheid in deze Bullebak van Lage Vuursche zit.

De Bullebak

Het verhaal gaat dat de Bullebak van Lage Vuursche een verschijning is van een gestalte dat wel 3 meter hoog is. De verschijning blijft altijd op afstand en komt nooit dichterbij. Het zal je nooit aanraken. Desondanks boezemt de Bullebak angst in.
Hij is in het zwart gekleed en zijn gezicht is niet zichtbaar. Mensen hebben het over een wit masker, maar ook over een "leeg gezicht". De Bullebak heeft wel gewoon een hoofd, maar geen ogen, geen neus, geen mond en geen oren. Ook haar ontbreekt.

Een foto van de Bullebak van Lage Vuursche die een aantal jaar geleden (in 2007) werd genomen:


In het rode cirkeltje zie je de gestalte van De Bullebak terug. Wij van MythBusters geloven niet dat deze Bullebak echt is. Deze foto lijkt ons trucage. Desondanks is het tegendeel nog niet bewezen en kunnen we dus niet stellig zeggen dat de Bullebak bestaat.

Kern van waarheid

In de jaren vijftig werd De Bullebak van Lage Vuursche gesignaleerd bij het zwembad. Hier is een foto van genomen.
Gezien de technologie van die tijd (vlak na de oorlog) kunnen we ons geen trucage voorstellen. Ook verschilt de verschijning van de Bullebak met het beeld dat men nu van hem heeft. Kijk maar:


Achter de spelende kinderen is een lange gestalte (zeker 3 meter) te aanschouwen. Deze gestalte heeft niet alleen een onherkenbaar gezicht, maar lijkt ook over tentakels te beschikken.

Offers

In de jaren vijftig deed De Bullebak veel stof opwaaien. Met name omdat er kinderen zouden zijn verdwenen. Van deze verdwijning is echter niets terug te vinden. De politie ontkent. We plaatsen dus grote vraagtekens bij het al dan niet bestaan van de Bullebak.
Desondanks deed de bevolking van Lage Vuursche dat niet. Het ging zelfs zover dat zij offers brachten aan dit wezen om hem op afstand te houden. Gesmeerde boterhammen, een appel, een stukje taart... Alles werd buiten het huis gezet om de Bullebak tevreden te houden.

zondag 1 januari 2012

Huldra


Huldra en een kolenbrander, haar staart steekt uit haar jurk, Svenska folksägner, 1882

Norske Folke og Huldre-Eventyr, 1896

Huldra forsvant, Theodor Kittelsen (1857–1914)

Huldra, 1892

Skogsrå
Huldra of Hulder is een mythisch wezen dat voorkomt in de folklore in Scandinavië. De naam betekent bedekt of geheim.

Deze figuur is in de folklore van Noorwegen bekend als de skogsfru of skovfrue (wat Vrouwe van het bos betekent). Ze is in de folklore van Zweden bekend als skogsrå (geest van het bos) of Tallemaja (denneboom Maria). In de folklore van de Sámi is ze bekend als Ulda.
Haar naam wijst er op dat ze van origine hetzelfde wezen is als de völva Huld en de Duitse Holda (zie Vrouw Holle). Een mannelijke Huldra wordt huldu genoemd, in Noorwegen een huldrekarl. Het meervoud is huldrefolk of huldrefolket, maar ook hulder komt voor als benaming om deze wezens aan te duiden.
Huldra is nauw verwant aan de kabouters en trollen. Op Gotland wordt aangenomen dat Huldra en het huldrefolk ondergronds leeft en de meeste tijd onzichtbaar is.

Uiterlijk[bewerken]

De Huldra is ongelofelijk mooi. Het is een, soms naakte, vrouw met lang haar. Ze heeft een staart (in Noorwegen een staart van een koe en in Zweden een staart van een koe of een vos). Deze staart moet haar holle rug, zoals een holle boomstam, verbergen.
De Huldra kan van gedaante verwisselen.

Folklore[bewerken]

De Huldra is één van de vele  en ze werd later gelijkgesteld met een zeemeermin.
De Huldra is vriendelijk voor kolenbranders. In sommige verhalen lokt Huldra mannen het bos in om seksuele gemeenschap met ze te hebben. De mannen die haar bevredigen worden beloond, de mannen die dit niet doen worden gedood. In de folklore van Noorwegen lokt de Huldra de mannen naar de onderwereld.
Ook steelt Huldra baby's en verwisselt deze met huldrebarn (zie ook wisselkind). In andere gevallen komt er een kind ter wereld door de seksuele gemeenschap en wordt het kind aan de vader, die van niks weet, getoond. Soms wordt de vader dan gedwongen om met Huldra te trouwen.
Soms trouwt de Huldra met een boerenknecht, maar de glamour verdwijnt als de priester zijn handen op haar hoofd legt of op het moment dat ze de kerk betreedt. Enkele verhalen gaan over de slechte behandeling van een Huldra door haar man. In weer andere verhalen wordt verteld dat de Huldra haar staart verliest als ze met een christen trouwt, maar haar mooie uiterlijk houdt. Het koppel kan dan gelukkig oud worden.
In enkele verhalen wordt verteld dat de Huldra haar man kan waarschuwen dat ze niet zwak is, wanneer hij haar slecht behandelt. Ze doet dit door een hoefijzer recht te buigen met haar blote handen, soms als deze nog roodgloeiend is door het smeden. Als de Huldra verraden wordt, kan ze vreselijke straffen opleggen zoals in een verhaal uit Sigdal. Een Huldra belooft een jongen om met hem te trouwen, maar hij mag niemand iets zeggen. De jongen schept echter op over zijn bruid en de Huldra slaat hem om de oren met haar staart. De jongen verliest zijn gehoor en intelligentie.
Een verhaal gaat over het ontstaan van de Huldra; een vrouw had enkel de helft van haar kinderen gewassen toen God naar haar hut kwam. Ze schaamde zich voor de vuile kinderen en verstopte ze. God bepaalde toen dat de kinderen die verstopt waren, voor de hele mensheid verstopt zouden worden.
Er zijn meerdere plaatsnamen die verwijzen naar Huldra, zoals Hulderheim (Gebied van de Hulder), Hulderhusan (huis van de Hulder), Ulddaidvárri (Bergen van de Hulder) en Ulddašvággi (Vallei van de Hulder) in Noorwegen.

Zie ook[bewerken]

maandag 30 mei 2011

De Witte Wieven

Witte wieven (streektaal voor "witte vrouwen"; enkelvoud: wit wief, ook: witte juffers, joffers, jomfers, widde juffers, juvvers, wiefkes, olde witten, guede holden of telewitten[1]) zijn mythische wezens. Het is de naam voor vrouwenfiguren die in sagen voorkomen en soms goedaardig, soms kwaadaardig zijn.
Mistflarden of mistbanken worden in Noord- en Oost-Nederland ook wel witte wieven genoemd.
Witte wieven worden vaak in verband gebracht met heksen en/of spoken. De witte wieven hebben veel overeenkomsten met de Ierse sídhe en banshee. Ook wordt verband gelegd met moerasvrouwtjes, feeën of elfen.


Oorsprong
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/7/7c/Fairies_dancing_in_a_ring_woodcut.png/220px-Fairies_dancing_in_a_ring_woodcut.png
Feeën dansen bij een heuvel met een deur, 17e eeuw
Het geloof in witte wieven vindt zijn oorsprong wellicht in de Germaanse tijd, al weten we dit niet zeker. Soortgelijke fenomenen in het volksgeloof worden aangetroffen in Indo-Germaanse cultuurgebieden, inclusief Romaanse talen en GaelicMegalithische monumenten als ganggravengrafheuvels en hunebedden werden door sommigen als hun woonsteden gezien.[2] Ook dolen witte wieven bijvoorbeeld bij mottekastelen en cairns. De heuvels liggen vaak met drie bijeen en worden ook wel wievenbelter genoemd. De witte wieven dansen over de heide of in het bos, hebben hun geld in hunebedden opgeborgen en weten precies waar kostbaarheden zijn verborgen in het bos. Ook komen de witte wieven voor bij moerassen.[3]
Volgens de overlevering gaan ze vrijwel altijd in het wit of vuilwit gekleed, wat de naam zou verklaren.[4] [5] Er wordt een verband gelegd met wetende wijven, dus waarzegsters.
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/d/d7/Apparition_DB.JPG/220px-Apparition_DB.JPG
De verschijning van een dame blanche bij het bed van een stervende, Frankrijk, 1857
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/b/be/Kate_Greenaway_-_The_Elf_Ring.png/220px-Kate_Greenaway_-_The_Elf_Ring.png
Witte wieven werden ook wel als de geesten van heksen gezien of als andere vrouwen die kwaad gedaan hadden. Behalve in hunebedden zouden de witte wieven in kleine heuveltjes en terpen hebben gewoond. Ze hadden daar de in- en uitgang naar hun holen. 's Nachts kwamen ze langzaam zwevend tevoorschijn. In Overijsselse sagen zijn witte wieven feeën die verschijnen als witte nevels op heide en moerasgronden. Ze verleiden mensen ze te volgen, met als resultaat dat deze mensen voor altijd verdwijnen. Dit kan een (door de eeuwen heen) verzachte versie zijn van het thema van witte wieven als aankondigers van de dood.
In laatmiddeleeuwse tekeningen van witte wieven komen hunebedden en grafheuvels voor. Ook dit verschijnsel verwijst naar de aankondiging van de dood.
Witte wieven wordt in het Duitse taalgebied ook wel vertaald als wijze vrouwen,[6] ze worden in verband gebracht met de Völva. Völva bezaten kennis en kunde over seiðrspá en galdr, praktijken waar sjamanismehekserijprofetie en andere vormen van magie aan te pas kwamen. Völva verleidden personen mee te gaan en waren bekend om het spinnen of weven. In een veertigtal graven hebben Scandinavische archeologen spinrokken gevonden, meestal in rijke graven met waardevolle grafgiften, hetgeen aantoont dat de Völvas tot de hoogste laag van de samenleving behoorden. Zie ook archeologische aanwijzingen.
In Nederland komen sagen over witte wieven voornamelijk voor in Oost- en Noord-Nederland (voormalig Saksenland), maar witte wieven zijn in vrijwel geheel Europa bekend. Zo heten ze bijvoorbeeld in Frankrijk dames blanches. In België was Madama Blanche de term voor een waarzegster. In Engeland zijn sagen bekend van white women, ook zij voorspellen geboorte en dood. De banshees in Ierland voorspellen eveneens de dood, en Duitsland heeft Weiße Frauen.
Ook de sídhe wonen in elfenheuvels of toverterpen, ze zijn te herkennen aan een witte huid en rode ogen. Het zien van een banshee (bean sídhe dat 'vrouw van de sídhe' betekent) voorspelt de dood. Ook een korrigan wacht in de nabijheid van hunebedden en dolmens slachtoffers op en steelt kinderen.
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/5/55/%C3%84lvalek.jpg/250px-%C3%84lvalek.jpg
August Malmström (1829–1901): Dansende elfen op een meer, 1866
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/9/97/%C3%84ngs%C3%A4lvor_-_Nils_Blomm%C3%A9r_1850.jpg/250px-%C3%84ngs%C3%A4lvor_-_Nils_Blomm%C3%A9r_1850.jpg
Feeën van de uiterwaarden, 1850
Het woord álf (meervoud álfar) komt van dezelfde Proto-Indo-Europese wortel als het Latijnse woord albus (wit). Deze oorspronkelijke betekenis is karakteristiek voor de alven in de Noordse mythologie, die hun lichtverwantschap behielden als hun goddelijke status.
Volgens Grimms Deutsche Mythologie kan de betovering waaronder ze lijden wellicht gezien worden als een symbool voor de ban die het christendom op het uitoefenen van het oude geloof legde. Dit is chronologisch problematisch.
Het heidense verschijnsel van de witte wieven duidt, mede door het ruime verspreidingsgebied van het fenomeen tot Duitsland, Engeland, Frankrijk en Ierland toe, op een gemeenschappelijk Indo-Germaans volksgeloof dat al aanwezig was voor de introductie van het christelijk geloof.
Geloof
Sagen rondom witte wieven hebben soms betrekking op het omwisselen van baby's (zie ook wisselkind), het ontvoeren van vrouwen of hulp aan zwangeren bij de bevalling. Vaak speelt het spookuur een rol in verhalen over witte wieven.
Witte wieven zullen wie niet lastigvalt geen haar krenken en kunnen iemand helpen.
Geloof in witte wieven is een geval van volksgeloof, dat door de kerk tevergeefs bestreden werd.
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/1/1d/La_Dame_du_Lac.jpg/220px-La_Dame_du_Lac.jpg
De Vrouwe van het Meer neemt de pasgeboren Lancelot mee
Voorbeelden van sagen
Dalfsen
In het Overijsselse Dalfsen staat een huis genaamd de 'Witte Wieven':
Op die boerderi’je, veur det huus daor, kiek mar, daor stiet de name ‘De Witte Wieven’.
De boerderij behoort tot het landgoed Rechteren, waar een spookkamer is, die al eeuwen niet meer is geopend, omdat daar ooit een hondsdolle jager zou zijn opgesloten. De graaf reed veel met de auto langs de boerderijen en zag dan witte nevel. "Dat ben net van die koppen", zei hij.
Ook geloofde men dat in het aangrenzende buurtschap Rechteren (Rechterense Veld) witte wi(e)ven over de velden zweefden, alsook in Dalmsholte en Lemelerveld. Op de Damsholterweg ontsnapte 'Aorend' van een Vennenbärg. Aorend ging de weg van Heino naar Dalfsen nadat hij ontsnapt was aan de Fransen in Zwolle, omdat hij niet verplicht in militaire dienst wilde. In de schemering werd hij achtervolgd door de witte wieven. Zij stalen zijn paard en gooiden hem een haarspit toe, dat in de deur bleef hangen.[7]
Zwiep
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/1/15/Witte_wieven_door_Pietjaap_Freeve.jpg/220px-Witte_wieven_door_Pietjaap_Freeve.jpg
Witte wieven op de brink in Norg
In het Achterhoekse dorp Zwiep (bij Lochem) heeft de plaatselijke bakker een klein themapark gewijd aan de witte wieven. Op de noordelijke flank van de Kale Berg (bij de Lochemse Berg) is de Witte Wievenkoele, een diepe kuil waar men volgens oude verhalen in nachtelijke uren witte wieven tegen het lijf kan lopen. Tussen de toppen van de Lochemse Berg en de Kale Berg ligt een kwelplek, de Duivelskolk.
In de buurt van Lochem, Zwiep en Barchem werd vroeger vaak de sage van de witte wieven van Zwiep verteld; een verhaal over de rijke boerendochter Johanna die verliefd is op een arme boerenzoon. Johanna's vader wil dat zijn dochter met een rijke boerenzoon trouwt en verzint voor de rivalen een opdracht waarbij ze de rust van de witte wieven moeten verstoren.
In een diepe kuil bij de Koerbelt wonen drie witte wieven. De oudste is meesteres over alle witte wieven van de VeluweSalland, de Achterhoek en Twente. Overdag zijn ze één met het zand, 's nachts komen ze naar boven. Herbert en zijn zus Aleid zijn niet bang als kind, maar worden door het buurmeisje Johanna gewaarschuwd. Herbert komt lang niet bij de kuil, maar later komt hij er toch 's nachts voorbij. Het oudste witte wief laat hem uit de wittewievenbult vertrekken en Herbert vraagt Aleid om een Driekoningenkoek (zie ook Koningentaart) te bakken en samen brengen ze dit naar de kuil.
Herbert en Johanna horen bij elkaar, maar Albert wil ook haar hand. De moeder van Johanna heeft een voorkeur voor Albert en beide mannen moeten middernacht naar de wittewievenbult gaan, om daar elk een haarspit in te gooien. Albert koopt een duur paard en komt uit het oosten, Herbert komt met een oude knol vanuit het westen. Albert durft echter niet en Herbert weet aan het witte wief te ontkomen. Hij vindt nog een gouden bord en krijgt, nu zelfs rijker dan Albert, de hand van zijn geliefde.
Tubbergen
De witte wieven van Tubbergen lijken op de witte wieven van Lochem, ze zijn kwaadaardig met scherpe nagels en ze houden van de jacht. Ze lopen in gelijkmatige, glijdende passen en zijn in dichte drommen aanwezig.
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/7/7f/Flag_of_Tubbergen.png/220px-Flag_of_Tubbergen.png
Het wapen van Tubbergen; drie bergen van goud
Een vrouw haalt water en wordt door twintig witte wieven meegenomen om te dansen op de bergen. Haar man blijft met hun kind achter en hij denkt dat de buurvrouwen voor het kind zorgen. Na een tijdje blijkt dit niet zo te zijn en hij doet alsof hij naar zijn werk gaat, maar blijft naast het huis wachten. Hij hoort de stem van zijn vrouw, maar ziet haar niet. Hij overlegt met de buren en ze besluiten de vrouw te bevrijden, met een kar gaan ze op weg en als de witte wieven komen verrassen de verstopte mannen hen. Ze schieten op hen en de witte wieven vluchten weg.
Ze vinden de vrouw in een sloot en ze nemen haar mee naar huis. De nevelen volgen hen en dreigen dat de vrouw voor eeuwig gevangen zal worden in de sluier als ze nu niet vrijwillig mee gaat. Als iemand de woorden "weg jij varken..." spreekt, zal de vrouw weer naar de witte wieven gaan. De vrouw blijft thuis, maar is stil en lusteloos. Ze zorgt niet voor haar kind, dit doen de buurvrouwen. Ze vraagt haar man om iedereen te waarschuwen over de verboden woorden. Ze leven in angst en af en toe komt een wit wief langs het huis, de vrouw staart meestal wezenloos in de ruimte.
De vrouw begint te verlangen naar het einde van het wachten en na een paar dagen scheldt de knecht per ongeluk op een varken. Hij loopt snel naar de boer en vertelt dat hij de woorden heeft gezegd. Er is geen spoor meer van de vrouw, de vloek heeft zich voltrokken en ze danst met de witte wieven op de heuvels. De vrouw huilt veel en heeft gouden oorbellen en parels om haar hals.
Montferland
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/f/f6/Plucked_from_the_Fairy_Circle.png/220px-Plucked_from_the_Fairy_Circle.png
Een man redt zijn vriend uit de greep van een feeënring, 1860
Een sage uit Montferland vertelt het verhaal van een boer die, als hij dronken is, een wit wief vraagt om met hem te dansen. Het witte wief pakt hem bij zijn armen en danst met hem totdat de boer er dood bij neervalt.
Een ander verhaal vertelt over een voerman uit Beek, die ook sterft na met de juffer gedanst te hebben[8][9]. Zij wordt echter niet meer gezien sinds een ijzeren geldkist in de mesthoop bij het boswachtershuis is opgegraven[10][11].
Een ander die de witte juffer bespot wordt met paard en wagen omgegooid[12]. Op de Montferland (heuvel) ligt het grootste mottekasteel van Nederland.
Veluwe
Op de Veluwe zijn een paar plekken waar de sagen van de witte wieven voorkomen, bijvoorbeeld in Putten en Ermelo.
Volgens een legende zitten de witte wieven in Armel (Ermelo) achter een heuveltje en komen 's nachts tevoorschijn.
Ermelo
Rond middernacht klinkt klokgelui door het bos. Het is afkomstig van een verzonken klooster, waarin de monniken vroeger hun ziel aan de duivel verkocht hadden en ze feest vierden met de heksen. In de kaarstnacht strafte God ze met een heftig onweer, waardoor het klooster met zijn bewoners in de aarde zakte. Tot op de dag van vandaag zijn de klokken te horen en menig boer controleert dan of hij de deur wel goed vergrendeld heeft.
Putten
Van "de grote Kees" wordt verteld dat hij witte wieven heeft gezien. Toen hij nog jong was ging hij tegen middernacht na familiebezoek naar huis. Onderweg moest hij door een moerassig land, de "breistroet", waar een bruggetje over een beek liep. Midden op de brug zag hij de witte wieven. Hij kon zich niet meer bewegen en drukte zich met de rug tegen de brugleuning. Kalmpjes aan zweefden ze dichterbij en gingen langs hem heen over de brug. Na enige tijd kon hij zich weer bewegen. Nat van het zweet, aan elk oor hing een druppel, kwam hij thuis.
Lonneker
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/3/37/Erlkoenig_Schwind.jpg/250px-Erlkoenig_Schwind.jpg
Erlkönig, een vader probeert zijn zoontje te beschermen tegen de Elfenkoning en zijn dochters, Moritz von Schwind1917
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/4/48/Olaus_Magnus_-_On_Fairies_and_the_Maids_of_the_Woods.jpg/250px-Olaus_Magnus_-_On_Fairies_and_the_Maids_of_the_Woods.jpg
Een koning zoekt de hulp van de feeënOlaus Magnus, 1555
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/d/dd/Hoogeveen_hollandscheveld_kunstwerk_nevelhekse.jpg/220px-Hoogeveen_hollandscheveld_kunstwerk_nevelhekse.jpg
Cilie de Nevelhekse, Hollandscheveld
De "witten" wonen in een holenpaleis nabij Lonneker, ze eten en drinken van gouden tafels en zilveren borden. Op nevelige zomeravonden, als de maan schijnt, dansen ze in sluierlichte witte gewaden op de hei. Als heidense vrouwen moesten ze onderdoen voor de eerste de beste boerin en enkelen willen niks liever dan verlost worden. Elske komt 's avonds op de terugweg van haar werk vaak een wit wief tegen. Ze laat haar drinken van de verse melk en op een dag krijgt ze een ring van het witte wief. In geval van nood kan ze deze wonderring gebruiken. Elske draagt de ring altijd bij zich, niet om haar vinger maar in haar kleding. Als Elske met haar vrijer Tiemen laat in het veld gebleven is, gaat ze alleen naar huis. Ze komt in een kring met witte wieven terecht. De koning van de witten, Elverik, wil een jonge vrouw uit de bovenwereld.
Tiemen droomt van Elske en wordt wakker door het gebons van Elske's vader. Hij vertelt dat zijn dochter niet terug is gekomen en ze gaan op zoek. Ze vinden slingerende kringen die naar de wievenheuvels lopen en beseffen dat het zomerdansfeest van de witten bij het licht van de maan heeft plaatsgevonden. Elske is meegevoerd naar de ondergrondse woningen. De vader denkt aan een verhaal over een vrouw uit Geesteren, zij mocht elke dag naar de bovenwereld om voor haar zoontje te zorgen en werd later bevrijd. Elske's vader besluit naar een oude herder te gaan die in zijn jeugd zelf bij de witten heeft gewoond.
Elske wordt goed behandeld, alhoewel ze de zon mist. Op de avances van koning Elverik gaat zij niet in, ze blijft Tiemen trouw. Het witte wief dat melk kreeg van Elske is altijd in de buurt en kijkt met troostende ogen naar haar. De mensentaal spreekt zij niet. Tiemen heeft geleerd hoe hij de kracht van het kwade breken kan en gaat met rinkelende belletjes naar de wievenheuvels. Uit een paar takken van een taxus heeft hij een christelijk kruis gemaakt en hij plant dit op de hoogste heuvel.
Tiemen graaft en het licht komt in de onderwereld. De wezens vluchten voor het zonlicht en Elske blijft staan. Tiemen en Elske nemen zoveel goud als ze kunnen dragen mee en de bruiloft wordt al spoedig gevierd. De oude herder krijgt de ereplaats naast de bekranste vaars die niet als huwelijksgift mag ontbreken. Voor middernacht is het feest afgelopen, want de maan schijnt en de witte wieven zouden wraak kunnen nemen.
Luttenberg
De witte wieven van Luttenberg woonden in een zandkuil die nog steeds te zien is. In Luttenberg gaan verschillende verhalen over de witte wieven. Deze vertonen kenmerken van de aloude heksen, maar hebben toch ook menselijke trekjes. Ze stammen af van de Germanen waar de witte of wijze vrouwen in hoog aanzien stonden. Talloos zijn de verhalen over de haat - liefde verhouding tussen de inwoners van Luttenberg en de witte wieven die in bosjes en kuilen in en rondom de Luttenberg heten te huizen. Meestal waren de witte wieven de mensen wel behulpzaam , maar men diende hen dan wel te vriend te houden. En wee degene die hen dwarszat of treiterde, hij kon op hun wraak rekenen.
Zo was in Luttenberg de hele buurte te gast op de bruiloft van een van de grootste boeren aldaar De hele buurte, behalve de witte wieven die op de Luttenberg huisden. Een knecht van de boer, een jonge praatjesmaker, zei dat hij hen wel zou noden. Hij reed te paard de Luttenberg op en gooide een braadspit tussen de struiken. In plaats van de traditionele uitnodiging voor de brulfte zei hij: “Witte wieven wit, ik breng oe een spit. Zee daj’ t gebroad er bi-j kriegt. Razend van woede renden de witte wieven de knecht achterna. De knecht joeg z’n paard zo hard hij kon naar omlaag en schreeuwend van angst tuimelde de praatjesmaker bij de boerderij de delle binnen.
De witte wieven hadden hem bijna te pakken gekregen, maar eenmaal onder dak was de knecht veilig. Het witte wief kan immers niet onder een gebouwd dak komen. Ze konden niets meer doen dan een stuk van de paardenstaart snijden. Het dier had nog geluk dat ze hem in hun woede niet de hele staart uitrukten zoals elders wel was gebeurd.[13]
Andere plaatsen in verband gebracht met Witte Wieven
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/a/ae/Wittwieverbarg.JPG/220px-Wittwieverbarg.JPG
De Wittwieverbarg is een grafheuvel bij Eutin in Kreis Ostholstein in Schleswig-Holstein.
·        Ede - Landgoed Kernhem[14] (met grafheuvel met doolhof)
·        Eefde - Wittewievenbult (witte wieven dansen iedere kerstnacht op de heuvel)
·        Enschede - Lonnekerberg (Twente)
·        Hoog Soeren[15] De Jufferboom (en heuvel) wordt in verband gebracht met de Urthensula (zuil van Urth[16][17][18] (zie ook dwaallicht).
·        Hollandscheveld - Cilie de nevelheks[19] verdronk zichzelf volgens de verhalen.
·        Havelte - De juffer van de Blankenberg kreeg witte heide[20]
·        Renkum - De witte juffer van Kwadenoord liet een dertiende loper maken[21]
·        Vorden - De Mosselse enk (zie ook Het verhaal van Schele Guurte).
·        Het mottekasteel Gebroken Slot[22]
·        Bij Overslag spookt een witte juffer [23]
·        In Riethoven spookte tussen twaalf en één een witte slotjuffer bij het kasteel.
·        Op het Taekeland in Harkema spookt een witte juffer.
·        Bij de wite juffer (een molen) bij Hommerts spookte een witte juffer[24].
·        Bij de Foksegatten bij Quatrebras spookte een witte juffer.
·        Bij de Skilige Piip bij Veenwouden spookte een witte juffer en bij de Godleas Singel spookte een witte dame.
·        Bij de Linge spookten witte juffers[25]
·        Een tumulus op de Alberger hei bij Albergen[26]
·        De grafheuvel Hersenberg[27]
·        Gieten
·        Dunningen
·        De Wijk
·        de weg van Gees naar Zwinderen
·        Gasteren
·        Oudemolen
·        Elp
·        Lhee
·        Zeegse
·        de Ekelenberg bij Zuidwolde
·        de Hunneglooberg bij Ruinen
·        Westerbroek; de widde juvver spookte rond en klaagde dat haar henneklaid (doodskleed) te lang was. Nadat iemand dit henneklaid met een schaar korter gemaakt heeft, verscheen ze niet meer. Het pad om de boom waar ze altijd verscheen is volgens de verhalen nog duidelijk te zien. Degene die het henneklaid korter maakte, had nadien veel geluk in zijn leven.
·        Pieterburen; drie widde juvvers spoken op de Heksenloan nabij de borg Dijksterhuis, ze hebben een toorts in één hand en in de andere een zweep met bloed[28]. Op het terrein van de borg zelf spookt een Moriaan die onthoofd werd nadat hij een dienstmeid en haar minnaar had vermoord[29].
·        De juffer van Steenhuis Bunderhee kwam niet meer spoken nadat runetekens van de eiken balk, volgens de verhalen ooit aangebracht door een wikwief, werden verwijderd.
·        In de Efteling verschijnen de Witte Wieven bij de attractie Baron 1898.
Witte Wieven in media
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/9/9d/Atlas_Schoemaker-DRENTHE-2737-Drenthe.jpeg/260px-Atlas_Schoemaker-DRENTHE-2737-Drenthe.jpeg
Aabelenge woonplaats der soo genaamde witte wijve in Drent, Atlas Schoemaker: Drenthe, 1710-1735
·        Een van de sagen wordt verteld in het Suske en Wiske album Het Witte Wief, dat op 1 februari 1991 verscheen. Dit stripalbum speelt zich af in en rond de Gelderse plaats Ede. In 2001 volgde een dialectversie, uitgegeven door de Twentsche Courant Tubantia, samen met de oorspronkelijke Standaard Uitgeverij.
·        De Twentse cabaretier Herman Finkers besteedt er aandacht aan in zijn animatiefilm "Kroamschudd'n in Mariaparochie". In 2006 tijdens het tweede seizoen van de populaire regiosoap "Van jonge leu en oale groond" komen er ook tot twee keer toe 'witte wiev'n' voor bij het overlijden van Gerrit Olde Weerink, toevalligerwijs gespeeld door Herman Finkers.
·        De Nederlandse black-metalband Carach Angren heeft hun eerste album, Lammendam, geheel gewijd aan de verhalen omtrent de witte juffer van de Schinveldse Bossen.
·        De Witte Wieven spelen een grote rol in de attractie 'Baron 1898' in Attractiepark de Efteling waarin ze het goud van de mijn bewaken en zogenaamd uw rit saboteren. Hierdoor "valt" de mijntrein direct na de optakeling bijna loodrecht vanaf een hoogte van 37,5m naar beneden alvorens aan zijn rit te beginnen.
·        De Witte Wieven in Luttenberg komen terug in een item over Halloween in Overijssel door RTV Oost op 30 oktober 2015.[30]
·        In het Sinterklaasjournaal werd in 2015 verteld dat Sinterklaas ooit twee kinderen had gered die op de hei rondliepen en anders wellicht prooi waren geworden van de witte wieven. Ook werd een magische steen getoond, afkomstig van een wittewievenschat in een hunebed. Sommige protestantse scholen besloten vanwege dit occulte element het Sinterklaasjournaal te boycotten.
Etymologie
Over de precieze herkomst en betekenis van "wit" in dit verband bestaat onduidelijkheid; het zou een verwijzing kunnen zijn naar in het wit geklede priesteressen en/of terug kunnen gaan op de Indo-Europese wortel wid, "weten", en dan moeten worden vertaald als wijze vrouwen.
Trivia
Fugl Dam 1.jpg
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/f/f1/Klagenfurt_Sankt_Martin_Konradweg_11_Fresco_von_Bestereimer_Drei_Nornen_16022009_77.jpg/250px-Klagenfurt_Sankt_Martin_Konradweg_11_Fresco_von_Bestereimer_Drei_Nornen_16022009_77.jpg
De drie nornen
·        Het werpen van een haarspit speelt af en toe een belangrijke rol in sagen (zie ook: zeis). Dit verhaalmotief komen we ook tegen bij de sage van Ellert en Brammert.
·        Ook de Mexicaanse La Llorona is een witte vrouw, zij wordt ook in verband gebracht met de dood van kinderen.
·        De Duitse Perchta wordt "witte vrouw" genoemd, Jacob Grimm beschreef Frau Bercht, een vrouwelijke geest uit de tiende eeuw. Zij droeg een wit kleed en controleerde het spinnen en weven.
·        Vrouw Holle maakt sneeuw door haar bed op te schudden volgens de volksverhalen. Holda wordt "De Witte Dame", maar ook "De Zwarte Grootmoeder" genoemd, dit heeft overeenkomsten met het sprookje over Vrouw Holle.
·        Frigg; men zegt dat zij de nevels en gaswolken heeft geweven of gesponnen, zie ook Orionnevel. In Scandinavië staat het sterrenbeeld Orion bekend als "Friggs spinnewiel of spinrokken" (Friggerock). Sommigen wijzen erop dat dit sterrenbeeld op de hemelequator staat, zodat het draait in de nachtelijke hemel. Dit zou de associatie met het spinnewiel van de hemelgodin kunnen hebben teweeggebracht.
·        Cailleach, wast haar plaid en dit wordt de sneeuwdeken.
·        Kabouters worden in enkele streken ook witte of witje genoemd en wonen soms in grafheuvels. Een haspelend kaboutervrouwtje zal menigeen doen denken aan de spinnende witte juffers.
·        In Groningen zijn verhalen bekend over een kabouter die drie wensen laat uitkomen. In andere versies gaat het om een witte juffer[28].
·        De nornen beheren de levensdraad. Dit doen zij door te vlechten, te weven of te zingen.
·        De jeneverbes speelt een belangrijke rol in vele volksverhalen (zie bijvoorbeeld Van de wachtelboom). Witte wieven zouden in deze conifeer wonen. Ook in een versie van "Elske en de witte wieven" wordt de jeneverbes genoemd.[31]
·        Als de Yuki Onna bedreigd wordt kan ze in nevel of sneeuw veranderen.
·        In de Harry Potter-reeks heet een rockband De Witte Wieven. Deze band treedt op tijdens het Kerstbal van het Toverschool Toernooi dat op Zweinstein wordt gehouden tijdens Harry's vierde leerjaar.